Aansprakelijkheid voor letsel in sport- en spelsituaties

Foto credit : Donald Judge https://www.flickr.com/photos/donaldjudge/

Levert de gedraging een onrechtmatige daad op die leidt tot aansprakelijkheid?

Iemand verwonden in sport- en spelsituaties kan meebrengen dat je de schade moet vergoeden die je tegenspeler lijdt als gevolg van je handelen. Dan ben je aansprakelijk voor die letselschade. Juridisch gesproken hebben we het dan over een ‘onrechtmatige daad’. Dat is geregeld in artikel 6:162, tweede lid, van ons Burgerlijk Wetboek.

De kapstok is of die gedraging in strijd is met wat we noemen de ‘maatschappelijke zorgvuldigheid’.  Er zijn over dit onderwerp heel veel rechtszaken gevoerd, over allerlei situaties. Ernstige zaken die tot invaliditeit hebben geleid niet uitgezonderd.

Hoe die zorgvuldigheidsnorm toe te passen in sport en spel? In sport en spel kan je je meer veroorloven dan in het dagelijks leven, want iedereen weet wel waar die aan begint alvorens bijvoorbeeld het voetbalveld of de ijshockey-arena te betreden. Maar er is een grens aan wat je moet verduren.

In een tweetal bijdragen wil ik wat structuur aanbrengen in het denken over opgelopen letsel in sport en spel. Er zijn daartoe twee belangrijke situaties aan te wijzen:

·         Op de eerste plaats moeten we denken aan wat de deelnemende spelers elkaar kunnen aandoen, dus hun verplichtingen jegens elkaar;

·         Tevens, maar zeker niet op de laatste plaats, moeten we aandacht schenken aan de voorzorgsmaatregelen die een instructeur of trainer behoort te nemen teneinde de veiligheid van zijn pupil(len) zeker te stellen. En dat gaat heel ver.

Deze twee situaties verschillen ook erg van elkaar in het antwoord op de vraag of de genoemde maatschappelijke zorgvuldigheid is geschonden bij schade en/of letsel. Tussen spelers onderling geldt een wat lichtere zorgvuldigheidsnorm zeker bij contactsporten (duwen, trekken, tackle, sliding). Anders is het bij de toezichthoudende sportinstructeur en de zorg die hij moet betrachten om te voorkomen dat zijn leerling schade en/of letsel oploopt tijdens de oefening. In de beoordeling van eventuele aansprakelijkheid van de trainer komen de zgh. Algemene Gevaarzettingscriteria in beeld.

Deze bijdrage behandelt de tekortkomingen van de trainer of de instructeur die te kort is geschoten in de van hem te verwachten zorgvuldigheid en om die reden aansprakelijk is. Een spraakmakend praktijkgeval is dat van de Disloquerende turnster (ook wel de Emmense turnster genaamd) waarover de Hoge Raad in oktober 1995 arrest gewezen heeft (HR 6 oktober 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1836, NJ 1998, 190). In de volgende bijdrage behandel ik het Natrap Arrest (voetbal), de naam zegt genoeg. Dan nu aandacht voor de turnster.

Een 14-jarige turnster valt bij een disloque uit de ringen, valt met haar hoofd naast de mat op de grond en raakt blijvend invalide. Haar vader stelt de gymnastiekvereniging en de trainster aansprakelijk. En met succes.

Daarbij speelde onder andere: de trainster van de gymnastiekvereniging hield die avond zelf geen toezicht; in haar plaats kwam een 18-jarige onervaren jongeman assistentie verlenen bij de oefening; de situatie in de sportzaal was druk en onoverzichtelijk want er waren drie groepjes tegelijkertijd bezig. Het Hof Leeuwarden verwoordde het als volgt:

·         Gezien het kennelijke verband tussen de aard van de val en de zeer ernstige gevolgen moeten aan de voorzorgsmaatregelen zeer strenge eisen worden gesteld;

·         Die veiligheidsmaatregelen waren die avond niet getroffen;

·         Er was slecht één vanger in plaats van twee;

·         Het concentratievermogen van de turnster werd geschaad door de drukte in de sporthal;

·         Er waren sterke aanwijzingen dat er niet voldoende matten waren gelegd dan wel de matten waren verkeerd geplaatst;

·         Het stond niet vast dat het treffen van de juiste voorzorgsmaatregelen tot onevenredig hoge kosten voor de gymnastiekvereniging zou hebben geleid.

Het Hof Leeuwarden wees de vordering van de vader op deze gronden toe. In cassatie kwam de Hoge Raad tot hetzelfde oordeel waarbij ons hoogste rechtscollege onderschreef dat het treffen van bijzondere maatregelen ter voorkoming of beperking geboden is bij een oefening met zo’n hoog risico op schade en letsel.

Dat is wat we noemen één van de standaardarresten van de Hoge Raad als wegwijzer in dit soort gevallen.

Leermoment: besef goed wat uw rechten zijn bij (blijvend) sportletsel van uzelf of van uw minderjarige zoon of dochter. Raadpleeg onze letselschadespecialisten en leg hen het dossier voor om te bepalen wat de juiste vervolgstappen zijn. Alle materiële en immateriële schadeposten komen dan ook ter sprake. De sportorganisatie zal zich verweren bij monde van zijn aansprakelijkheidsverzekeraar zodat goede voorbereiding aan uw zijde een must is.

Let op: veel inschrijvingsformulieren en toepasselijke voorwaarden bij sportverenigingen, maneges en wat dies meer zij, bevatten vaak een disclaimer (exoneratie). De strekking is meestal dat u de organisatie niet aansprakelijk kunt stellen als er iets gebeurt dat schade en/of letsel veroorzaakt aan uw kant. Laat u zich door zo’n disclaimer nooit ontmoedigen om er werk van te maken. Vaak geldt die helemaal niet als er bijvoorbeeld sprake is van grove nalatigheid bij de organisatie. 

Wordt vervolgd.